Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Te weten, men zal u van de mensen verstoten, en met het gedierte des velds zal uw woning zijn, en [66]men zal u het kruid, als den ossen, [67]te smaken geven; en gij zult van den dauw des hemels nat gemaakt worden, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, [68]totdat gij bekent, dat de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en geeft ze, wien Hij wil. 66. Chaldeeuws, zij zullen, voor men zal. Deze manier van spreken is zeer gemeen bij de Chaldeen en Hebreen, gelijk vs.26. 67. Dat is, te eten geven. 68. Indien God de Heere met hoogste gestrengheid tegen dezen koning had willen handelen, Hij had oorzaak genoeg om hem en zijne gedachtenis ten enenmale te verdelgen; maar in het midden zijner gestrengheid bewijst God nog genade.